Zo nu en dan heb ik een potje met kiemgroenten op het aanrecht staan. Tweemaal daags spoel ik ze om met water en na een week of twee kan ik de knapperige kiemen eten. Op brood of door de sla, heel soms komt er wat op de soep. Momenteel zit er bietenzaad in het potje. Van het zaaien in de tuin weet ik dat er uit één bietenzaadje meerdere plantjes groeien en jahoor, ook bij het kiemen is dit te merken. Gister zag ik toevallig zo’n zaadje zitten waar tegelijkertijd twee kiemen uit groeiden.
In tegenstelling tot de alfalfa of de radijs, ontkiemen de bietenzaadjes maar langzaam en ongelijk. Na twee weken had ik er net een paar om de sla mee te versieren. En waar de eerste kiemen al anderhalve week geleden opgegeten zijn, moeten de laatste nog beginnen. Niet zo praktisch, helemaal niet omdat er meerdere uit één zaadje komen. Zo nu en dan vis ik er maar gewoon wat uit, stop de zaadjes weer terug en ga geduldig verder met tweemaal daags spoelen.
De smaak is niet duidelijk. Waar rode bieten heel zoet kunnen zijn, is er bij de kiemen weinig van te merken. Wat een verschil met de radijskiemen. Die smaken nog sterker dan de radijs zelf. Toch hebben de bietenkiemen wel wat leuks, ze zijn namelijk ideaal voor het versieren van het eten. Na het mengen van de sla even een tiental bietenkiemen erop, de rode sliertjes vallen goed op. Of als garnering op het bord, samen met wat schijfjes komkommer. (Vooral leuk als je bezoek hebt.) Maar of ik nog vaak de bietenkiemen zal kiezen… Daarvoor duurt het me denk ik wat te lang en heb ik er te weinig tegelijk.