Nieuwe plantjes

Het is niet gek als mensen zo rond mijn verjaardag op het idee komen om mij te verblijden met een plantje. En natuurlijk vind ik dat altijd leuk! Maar… wat voor plantje is dan geschikt? Niet dat ik veeleisend ben hoor, ik vind alle plantjes leuk, maar ik kan het me voorstellen dat iemand dan graag wat speciaals wil geven. En waar houd ik eigenlijk van, als het om plantjes gaat?

Om het een ander nog eens flink lastig te maken zend ik daarbij nogal tegenstrijdige signalen uit. Zo houd ik van wat variatie en, als ik zelf mag kiezen, neem ik het liefst een plantje in huis dat ik nog niet heb. Desondanks heb ik toch zo’n 18 Olifantspoten in huis, variërend van 3 cm tot bijna een meter hoog.

Dat heeft te maken met het niet willen weggooien van planten. Als een plant ziek is (nadat ik uiteraard er alles aan gedaan heb om ‘m beter te maken) of dood lukt het op den duur nog wel, maar die gezonde planten… die gooi je toch niet weg? Het probleem is dus vooral als planten te stekken zijn of zaad produceren. Een volwassen Olifantspoot geeft op een productieve dag wel 10 zaden die altijd ergens in de kamer terecht komen. Je zou denken: wat een bende, maar nee hoor, de zaadjes worden netjes in een bloembak gedeponeerd en je hoeft er niet meer naar om te kijken. Jullie begrijpen wel waar al die Olifantspoten vandaan komen.

Je kunt er nog zo van overtuigd zijn dat een plant niet valt te stekken, ik ga het tóch proberen. Want er is niets leuker dan een plant te vermeerderen. En als ik eenmaal weet hoe het moet…

Ik denk dat het beste advies is om een plantje te kiezen dat je zelf wel zou willen krijgen. De kans is namelijk groot dat ik na enige tijd de plant zoveel heb vermeerderd dat je er eentje cadeau krijgt.

Groen, groener, groenst

Het kan niemand in mijn omgeving ontgaan dat ik gek ben op plantjes. Dat levert soms aparte gesprekken op. Vooral het móment van het gesprek. Zo is het me meer dan eens overkomen dat er iemand op bezoek kwam en het gesprek ongeveer als volgt verliep:

Bezoek: ‘Hoi!’

Ik: ‘Hoi! Welkom, kom binnen.’ Ik neem een jas aan en laat het bezoek de woonkamer binnen.

Bezoek: ‘Zeg, ik heb twee plantjes en die doen het nog steeds.’

Ik: ‘O, joh, leuk! Wat voor plantjes zijn het?’

Bezoek: ‘Eh… nou eh… weet ik niet, beetje van die groene. Ze waren bijna dood maar mijn moeder kwam langs en die heeft ze weer water gegeven.’

Ik: ‘Aha…’ Wil die ander nou over plantjes praten? Eerlijk gezegd klinkt het nou niet alsof dat een hobby is… ‘Koffie?’

Bezoek: ‘Ja graag. Hoe gaat het trouwens?’

(…)

Na een paar van zulke situaties begon het tot me door te dringen dat het vermelden van het aantal planten in eigen huis komt door de groene weelde in mijn woonkamer. Voor mij is al dat groen normaal maar de meeste mensen hebben blijkbaar niet zoveel planten tegelijk in huis. Grappig, dat mensen aan hun eigen planten gaan denken als ze bij mij binnenkomen. Als sommigen die planten op dat moment ook nog even water konden geven zouden er waarschijnlijk heel wat meer planten overleven…