Het was heerlijk weer, afgelopen dinsdag en ik was blij dat ik de tijd had om naar mijn tuin te gaan en ervan te genieten. Heet was het echter wel dus voor mijn ontspannen koffiepauze zocht ik naar een plekje schaduw (die zijn er doorgaans wel in een oerwoud-tuin) waar ook nog mijn stoel kon staan zonder allerlei planten schade toe te brengen. Achter de kas was schaduw met wat extra tegels. Mijn linkerarm stak half in de bessenstruik, mijn voeten lagen bij de aardbeiplanten en mijn hoofd was slechts vijftien centimeter verwijderd van de vlinderstruik. Het bleek een druk stukje te zijn, ergens midden op de snelweg van de vlinders en bijen. Rakelings vlogen ze soms langs mijn hoofd, op volle snelheid onderweg naar de vlinderstruik, de rozenstruik of het IJzerhard. Het is jammer dat de vlinderstruik zo ontzettend snel groot wordt en dat deze daarom weg moet, want het is een schitterend gezicht om al die vlinders af en aan te zien én horen vliegen. Dat een vlinder met zijn vleugels kan klapperen was mij nog nooit eerder opgevallen, maar het is heus waar. Misschien uit enthousiasme om de vele lekkere nectar op de plant daar in de volle, warme zon. Ik voelde me een indringer als ik over mijn paadje naar de kast liep, voorzichtig lopend om niet omver gevlogen te worden terwijl de vlinders en bijen hun best deden om zo snel mogelijk bij de nectar te zijn.
De vlinderstruik snoei je ieder jaar toch helemaal kort?
Jammer dat ie weg moet
Ik snoei mijn vlinderstruik inderdaad elk jaar helemaal kort, de struik groeit in de vruchtbare kleigrond echter zo snel dat ik in de zomer nog twee keer moet snoeien om te voorkomen dat ik boze medetuinders krijg. Twee jaar geleden begon deze struik met niet meer dan één dunne tak.
Voor mijn tuin is ‘ie dus niet zo geschikt, wel érg jammer inderdaad!