Vorige week ben ik aan het aardappels rooien geweest. Jaja, in mei, ik zal zeker de eerste zijn van het complex. Ik kwam geweldig grote aardappels tegen, zulke waarvan je aan één al genoeg hebt voor je maaltijd. Ik vind het dan ook heel bijzonder dat ik zulke dikkerds vorig jaar bij het oogsten niet tegengekomen ben. Je kúnt ze eenvoudigweg niet over het hoofd zien. Blijkbaar wel. Vorig jaar heb ik genoeg aardappels in de grond laten zitten om nog een maand van te kunnen eten. Aardappels rooien is niet mijn sterkste kant.
Dit jaar ga ik maar verder met rooien, al gaan de piepers nu wel bij het afval. Overal komen namelijk aardappelplanten op, het onkruid is er niks bij. Van sommige stukken wist ik dat er nog wat in moest zitten. Vorig jaar was ik druk bezig met het rooien en tegelijkertijd probeerde ik de wortels van de pispotjes uit de aarde te vissen. Op den duur was ik de draad kwijt en wist ik niet meer waar ik precies gebleven was. Als er dan óók nog eens twee weken voorbij gaan voor je weer verder kunt… Nou ja, vandaar dus.
Inmiddels is er weer heel wat gerooid en hopelijk blijven de aardappelplanten nu weg. De phacelia die overal opkwam moet ook steeds meer terrein inleveren. Zolang ik er niks voor in de plek zetten kan mag het blijven staan voor de bijen. Ze maken er druk gebruik van. De rest wordt gerooid, klein gemaakt en over de tuin verspreid. En dan is een stukje tuin heel snel netjes te maken. Wat dat betreft heb ik liever wat teveel phacelia dan aardappels 😉